Abrahams geslacht, Matth. 3: 9, Joh. 8: 39.
Zoo luidt de bekende eerste regel van den veelgebruikten straatdeun, die geheel is te vinden in “de nieuwe Feestvreugde, uitgezochte verzameling van gezelschapsliederen, uitgegeven te Amsterdam, bij G. L. Koopman”, N. 25, bl. 29. Van Abrahams geslacht wordt daar gevraagd: Wie had gedacht dat uw geslacht zoo zou ontaarden en zijn veracht, maar van hem zelven geen kwaad gesproken: hij treedt hier alleen als de stamvader van het Joodsche volk op, zoo als de Joden dikwijls in de volkstaal als Abrahamskinderen worden onderscheiden bv. in het bekende Abrahamskinderen durven zich niet wagen op zwak ijs.