Bijbelse spreekwoorden

C.F. Zeeman (1888)

Gepubliceerd op 12-03-2025

Maak van de kaas geen schuit, zoo vaart gij niet achteruit. Noch Bartholomeus van het brood, zoo lijdt gij geen nood.

betekenis & definitie

Bartholomeus, Matth. 10: 3.

Bartholomeus (zoon van Tolmas) is de naam van een der twaalf Apostelen die op de apostellijst bij de drie eerste Evangelisten altoos naast Filippus genoemd wordt en wien men, daar zijn naam bij Johannes niet vermeld is, voor denzelfden houdt als Nathanael, omdat deze Joh. 1: 46, 47 in nauwe betrekking met Filippus voorkomt. Om deze gelijkstelling nu van Nathanael met Bartholomeus zijn er vele liefdadige gestichten waar men om Godswil geeft, volgens Harrebomée I. XLIII naar Bartholomeus zoowel als naar Nathanael genoemd; de naam des laatsten was daartoe zeer eigenaardig omdat die gave Gods beteekent en de Apostel zelf wegens zijne oprechtheid Joh. 1: 48 beroemd was.

Bartholomeus werd dus gelijkluidend met den naam der genoemde liefdadige gestichten en het woord kreeg zoo de beteekenis van karig en sober omdat er in zoodanige gestichten geen dikke stukken konden gesneden worden. Het genoemde spreekwoord wordt volgens deze verklaring van Harrebomée t. a. pl. volkomen duidelijk en de beide deelen van het rijmpje vormen eene aardige tegenstelling.

< >