Geven, keizer, Matth. 22: 21.
Deze beroemde spreuk komt voor Matth. 22: 21 en werd door Jezus, bij gelegenheid van zijn verblijf te Jeruzalem, in de laatste dagen zijns levens uitgesproken. De aanleiding daartoe was deze; ten einde hem in ongelegenheid te brengen, spanden sommige Farizeën, die de herstelling der oude theocratie, de onafhankelijkheid van Israël begeerden, en eenige Herodianen, aanhangers van Herodes, die de voortduring der Romeinsche heerschappij wenschten, samen en kwamen gemeenschappelijk tot Jezus met de vraag: is het geoorloofd den keizer schatting te geven, d.i. belasting te betalen of niet? zich daarbij beroepende op Jezus’ onpartijdigheid en moedige waarheidsliefde. Die vraag was eene strikvraag: want gaf Jezus neen ten antwoord dan scheen hij een oproermaker, antwoordde hij ja dan verloor hij zijn invloed bij het volk, dat de Romeinsche overheerschers verfoeide. Maar Jezus zeide noch het een noch het ander; nadat hij zich eene Romeinsche munt, waarin de belasting moest betaald worden, met de beeltenis en de naamletters van keizer Tiberius had laten overreiken, en hun antwoord op zijne vraag vernomen had, dat èn beeld èn randschrift van de munt die zij moesten opbrengen des keizers waren, gaf hij hun ter oplossing hunner vraag dit merkwaardig antwoord: geeft dan den keizer wat des keizers is en Gode wat Gods is; d.w.z. betaalt den keizer wat gij hem als uw wettigen heer, als uw wereldlijken gebieder moet opbrengen; tracht niet op gewelddadige wijze u vrij te maken van het slavenjuk, dat gij door uw eigen schuld op u gelegd hebt, maar onderwerpt u gewillig en zonder morren aan deze wereldsche macht, maar geeft tevens ook aan God wat Gode toekomt, wijdt u aan Zijnen dienst, brengt Hem ondertusschen het offer van gerechtigheid, eerlijkheid, menschenliefde, en toont u alzoo tevens Gods onderdanen. Zoo zal het Godsrijk waarlijk voor u komen en gij werkelijk vrij zijn, vgl. Joh. 8: 31—36. Met deze woorden geeft Jezus eene les die in volkomen overeenstemming is met zijne bestendige gewoonte om zich uitsluitend te bewegen op godsdienstig en zedelijk gebied. In onze dagen heeft de les deze beteekenis, dat wij niet gewelddadig moeten ingrijpen in den politieken staat van zaken en tevens ons altoos door eerbied voor hetgeen heilig is en goed, door rechtschapenheid, waarheidsliefde menschenmin moeten onderscheiden en alzoo de betamelijke hulde aan God moeten brengen; de les sluit dus in zich dat wij trachten moeten niet met geweld maar door zedelijke middelen verbetering te brengen in onzen maatschappelijken toestand. Vgl. ook de dichtregelen bij v. Sandwijk voorkomende.