„Kuschan van dubbele boosheid”. Hij komt voor Richt. 3 ; 8—10 als koning van Mesopotamië en onderdrukker van Israël.
Bij de Hebr. uitdrukking Aram-Naharaïm zullen wij hier niet aan geheel Mesopotamië, maar slechts aan het NW. deel hebben te denken, waarin Haran lag. Overigens weten wij niets van deze koning. Men heeft wel gedacht aan een koning over het rijk Mitanni. De richter Othniël bevrijdde Israël van deze verdrukker. Hab. 3 : 7 wijst naar Midian.