Bijbelse encyclopedie

Prof. dr. F.W. Grosheide (1950)

Gepubliceerd op 17-04-2025

CHRYSOPRAAS

betekenis & definitie

Hebr. sjoham. Deze edelsteen komt in het O.T. voor Gen. 2 : 12, Ex. 25 : 7; 28 : 9, 20; 35 : 9, 27; 39 : 6, 13; 1 Kron. 29 : 2; Job 28 : 16; Ez. 28 : 13; zie in het N.T.

Openb. 21 : 20. De oude vertalingen hebben òf onyx òf sardonyx (zo St.Vert., doch deze heeft Job 28 : 16: schoham) òf sardius òf beril. Men zal echter moeten denken aan de c.: een groene edelsteen, een kwartssoort. De c. werd vnl. als zegelsteen gebruikt en stond om zijn fraaie kleur, die van appelgroen, geelachtig groen tot blauwachtig gaat, en om zijn zeldzaamheid, in hoog aanzien. De Egyptenaren kenden hem, en de Israëlieten kunnen hem bij hun uittocht uit Egypte hebben meegenomen. Er waren twee c. stenen met de namen der zonen van Israël daarop gegraveerd, in gouden kassen ingevat, op de schouderstukken van de efod van de hogepriester. Bovendien was de c. de 2e steen van de 4e rij edelstenen op ’t borstschild van de hogepriester. Zie J. Bolman, De edelstenen uit den Bijbel (1938), bl. 62—68.

< >