1 Sam. 30 : 14. Over de betekenis van dit woord is in de laatste jaren verschil van opvatting geweest.
Meestal meende men, dat het afgeleid was van Kretensen. Maar De Groot huldigde de gedachte, dat dit woord met Kretensen niets te maken heeft; het Z. der C. ontleent zijn naam aan een Phoenicische koning Keret, die volgens de tekst van Ras Sjamra daar in oude tijd woonde. Deze theorie berust op een hypothese van Virolleaud, dat deze Keret gedacht moet worden in de Negeb, het Zuiderland, een steppengebied in en ten Z. van Palestina. Maar men nam daarbij als punt van uitgang de landstreek ngb, waarover Keret koning was. Maar de Belgische geleerde De Langhe meent dat met dat ngb Negba bedoeld is, het gebied rondom de stad Beyrouth. Hij vermoedt dat Oegarit (de stad die bij de opgravingen van Ras Sjamra werd gevonden) vanuit deze landstreek is gekoloniseerd en dat Keret, die waarschijnlijk de eerste Kanaänietische koning van Oegarit is geweest, bij deze kolonisatie de leiding heeft gehad. — Daarmee vervalt dus de gedachte, dat de C. met Keret zouden verbonden zijn. En zo komt de opvatting weer naar voren, dat de C. zo genoemd worden naar hun Kretensische afkomst (b.v. Ez. 25 : 16 en 17).