zwijnerij
zwijnerij - Zelfstandignaamwoord 1. vuile troep 2. vuile praktijken Woordherkomst Afgeleid van zwijn met het achtervoegsel -erij
Wiktionary (2019)
zwijnerij - Zelfstandignaamwoord 1. vuile troep 2. vuile praktijken Woordherkomst Afgeleid van zwijn met het achtervoegsel -erij
Ditte Simons en Hans Heestermans (2014)
(< zwijn, varken), slechtigheid: Je hebt wat beleefd, als je zoo’n jaar of vijf en twintig bij de Amsterdamsche recherche hebt gediend ... Diefstal, inbraak, ontucht, moord ... Altijd maar modder en zwijnerij, ABRAMSZ 213.
Van Dale Uitgevers (1950)
ZWIJNDERIJ', v. (-en), 1. grove morsigheid, onreinheid; 2. vieze massa, vuiligheid: wat is dat voor zwijnderij! ; 3. (fig.) vuile taal, schunnigheid : hij vertelt niets dan zwijnerijen.
M. J. Koenen's (1937)
v. zwijnerijen (vuiligheid; vuil bedrijf; vuile vieze taal): allerlei zwijnerijen vertellen.
Jozef Verschueren (1930)
(zwijnә'rij) v. (-en) 1. Eig. grove morsigheid, onreinheid 2. Metf. vuile taal, praat.
J.H. van Dale (1898)
ZWIJNERIJ, v. grove morsigheid, onreinheid: —, (-en), vuile taal, praat: gij vertelt niets dan zwijnerijen.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: