Wat is de betekenis van ZWELGER?

2024-04-26
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Zwelger

s., bealger.

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Zwelger

m., ZWELGSTER, v. (-s), iem. die zwelgt, gulzigaard, vraat, dronkaard.

2024-04-26
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

zwelger

m. zwelgers (iem., die zwelgt; brasser).

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

ZWELGER

ZWELGER, m., ZWELGSTER, v. (-s), die zwelgt: gulzigaard, vraat; dronkaard ; wellusteling.