ZWEEPEN
ZWEEPEN, (zweepte, heeft gezweept), met de zweep voortdrijven, slaan; (fig.) met kracht voortdrijven; de wind zweept de baren. ZWEEPING, v. het zweepen.
J.H. van Dale (1898)
ZWEEPEN, (zweepte, heeft gezweept), met de zweep voortdrijven, slaan; (fig.) met kracht voortdrijven; de wind zweept de baren. ZWEEPING, v. het zweepen.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: