Wat is de betekenis van Zusterlijk?

2024-04-27
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Zusterlijk

bn. bw. (-er, -st), van, als (van) een zuster of zusters: zusterlijke liefde, genegenheid; dat is niet zusterlijk gehandeld-, zusterlijk delen zij samen-, (fig.) de Nederlandse en Belgische driekleur wapperden zusterlijk van de toren.

2024-04-27
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

zusterlijk

bn., bw. (eigen aan, als een zuster): met zusterlijke liefde; zij deelde zusterlijk met mij.

2024-04-27
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

zusterlijk

bn. en bw. (-er, -st) 1. (als) van, eigen aan een zuster : met -e liefde. 2. als een zuster : zij deelde met mij.

2024-04-27
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-27
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

ZUSTERLIJK

ZUSTERLIJK, bn. bw. (-er, st), van, als eene zuster: dat is niet zusterlijk gehandeld; zusterlijk deelen zij samen; (fig.) de Nederlandsche en Belgische driekleur wapperden zusterlijk van den toren.

2024-04-27
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

Gerelateerde zoekopdrachten