Wat is de betekenis van zuigen?

2024-04-28
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

zuigen

1) (1931) (inf.) treiteren, sarren, provoceren, het bloed onder de nagels vandaan halen. In het Bargoens is 'zuiger' een ondervragende politieambtenaar. • De samenscholers zijn verspreid, loopen een paar stegen om en verzamelen zich weer op een anderen hoek. Politie te paard jaagt hen weg. Het gaat schoorvoetend. „Zuigen" heet dat in vak...

2024-04-28
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

zuigen

zuigen - Werkwoord 1. een verlaagde druk aanleggen met de mond of met een apparaat Deze machines zuigen aan de bovenkant warme lucht aan. 2. (informeel) doorgaand treiteren, telkens opnieuw beginnen over iets met de bedoeling iemand anders kwaad te maken Zit nie...

2024-04-28
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

zuigen

zuigen - onregelmatig werkwoord uitspraak: zui-gen 1. het eruit halen door het met je adem naar binnen te halen ♢ hij zuigt aan het rietje 1. op een snoepje zuigen [erop sabbelen] ...

2024-04-28
Brekend Nieuws Woordenboek

Rik Schutz (2007)

zuigen

Ontleend aan Engels suck = klote zijn Zie ook: het zuigt ‘Vijfentwintig dingen die zuigen aan Google’: Danny Sullivan van de bekende zoekmachinenieuwssite Searchenginewatch heeft slecht geslapen, en gooit er een heleboel frustratie uit.

2024-04-28
Vloeken lexicon

Prof. dr. P.G.J. van Sterkenburg (1997)

zuigen

In Koudekerk aan den Rijn en Hillegom kent men de verwensing je kunt een puntje aan mijn pik zuigen! De emotionele betekenis drukt afkeer, minachting enz. uit en kan het best weergegeven worden met ‘ik walg van je, ik veracht je’.

2024-04-28
Erotisch woordenboek

Hans Heestermans (1977)

zuigen

zuigen - (een man) sexueel met de mond bevredigen, fellatio toepassen op Na’ gewipt te hebben, na’ gezogen te hebben, N. Kwakers Predikatie 9 [1829]. ‘Nou Arie’, zei ze, ‘ik wil je wel lekker zuigen’, RvzR 158 [1972].

2024-04-28
Surinaams woordenboek

J. van Donselaar (1936)

zuigen

(zoog, heeft gezogen), (ook:) 1. bij kaart of dobbelspel winnen van (iemand). Kom nou, jullie gaan doorpraaien [zie praaien] of niet. Ik ga jullie zuigen (Helman 1954a: 21). 2. beroeren van het vrouwelijk schaamdeel met de mond, beffen. Die bakravrouw [zie bakra] had hem gekroid [zie krooien]/ Ze had hem laten zuigen aan haar onderwerk (Cairo 197...

2024-04-28
Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Zuigen

is een entmethode, waarbij de ent voorlopig met de moederplant verbonden blijft (z. Afzuigen).

Wil je toegang tot alle 19 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-28
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Zuigen

v., sûge, sûgje; (sabbelen), sobje sabje; (lurken), loarkje; (zuiging maken van schip), sokje.