Wat is de betekenis van ZOTHEID?

2024-04-27
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Zotheid

s., sottens, gekkens, healwizens.

2024-04-27
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-27
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Zotheid

v. (...heden), dwaasheid, gekheid, malligheid, abstr. en concr.: ik houd niet van die zotheid ; ,,de Lof der Zotheid” van Erasmus ; de zotheden der Duitse rassenleer.

2024-04-27
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

zotheid

v. zotheden (dwaasheid, malligheid, gekheid; dwaze daad): zotheden uithalen; de lof der zotheid, werk v. Erasmus, 1467–1536.

2024-04-27
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

zotheid

v. (-heden), dwaasheid, gekheid, malligheid.

2024-04-27
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

ZOTHEID

ZOTHEID, ZOTTIGHEID, v. (...heden), dwaasheid, gekheid, malligheid: ik houd niet van die zotheid; allemaal zottigheid: „de Lof der Zotheid” van Erasmus.