Wat is de betekenis van Zoöphiel?

2025-07-16
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Zoöphiel

(<Gr.), m. (-en), dierenvriend.

2025-07-16
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

zoöphiel

m. en v. zoöphielen (dierenvriend); lees zoo-oo-fiel'.

2025-07-16
Uitheemsche geneeskunde termen

dr. H. Pinkhof (1923)

Zoöphiel

wordt gezegd van muggen, die het bloed verkiezen van dieren boven dat van de mens, zoals b.v. anopheles maculipennis. Tegengesteld: Anthrópophiel.

2025-07-16
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

ZOÖPHIEL

ZOÖPHIEL, m. (-en), dierenvriend.

Gerelateerde zoekopdrachten