Wat is de betekenis van zondagsrijder?

2024-04-30
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

zondagsrijder

zondagsrijder - Zelfstandignaamwoord 1. weggebruiker die een vervoermiddel (voornamelijk auto, maar ook bijvoorbeeld paard, bromfiets) met een kennelijk zo gebrekkige rijtechniek gebruikt, dat het erop lijkt alsof hij/zij alleen op vrije dagen voor het plezier wel eens een rustig ritje maakt en verder geen rijervaring in het wegverkee...

2024-04-30
Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

zondagsrijder

onervaren chauffeur. Het woord zondagsruiter bestond vermoedelijk eerder en werd al in 1900 opgetekend (in de ‘Militaire Spektator’). Een tweede gevaar leveren de Zondagsrijders op, die een Fordje hebben aangeschaft en daarmede des Zondags met de hele familie gaan toeren. (Het Vaderland, 03/09/1925) Deze man was een echte Zondagsrijder...

2024-04-30
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

zondagsrijder

m. (-s), ongeoefend autorijder.

2024-04-30
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-30
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)