Wat is de betekenis van zoel?

2024-04-28
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

zoel

Het begrip zoel heeft 3 verschillende betekenissen: 1) mild. een aangename, matig warme temperatuur hebbend; aangenaam warm; zacht, mild van temperatuur. 2) zwoel. een betrekkelijk hoge temperatuur en luchtvochtigheid hebbend die onaangenaam aanvoelt; onaangenaam vochtig en warm; benauwd, broeierig, drukkend, zwoel. 3) zacht, zoe...

2024-04-28
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

zoel

(19e eeuw) (< Dui. Zuhle of samenhang met ‘bezoedelen’) (jagerstaal) ondiepe plas; modderpoel. Zoelen: een modderbad nemen. • (A.G.J. Hermans: Jagers Woordenboek. 1947) • (J.H. Dam: Het jachtbedrijf in Nederland en West – Europa. 1953) • Zoel: 'ondiepe plas'. Lange tijd algemeen gebruikelijk, de laatste honderd...

2024-04-28
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

zoel

zoel - Bijvoeglijk naamwoord 1. aangenaam warm zoel - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zoelen ♢ Ik zoel 2. gebiedende wijs van zoelen zoel! 3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zoelen ...

2024-04-28
Brabants Handwoordenboek

Prof. dr. Jos Swanenberg (2015)

zoel

(bn) zwoel, drukkend warm TM, EK.

2024-04-28
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Zoel

adj., soel; — en afmattend weer, longerich waer; — en vochtig (van het weer), lakwaerm; een -e wind, in soele lije, waerme, bolle wyn.

2024-04-28
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Zoel

bn. bw. (-er, -st), (van wind en weer) aangenaam warm, zacht voor de tijd van het jaar: een zoel windje; ook wel drukkend of vochtig warm, zoals het vaak voor een onweer is, wat echter meest zwoel genoemd wordt.

2024-04-28
Inheemse dieren

Gedigitaliseerd Ensie (1950)

Zoel

ondiepe kuil in zandige bodem, gevuld met modder, waarin hert en wild zwijn komen zoelen.

Wil je toegang tot alle 16 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-28
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

zoel

bn., bw. (1 zacht, lauw; lekker warm; 2 drukkend vochtig-warm): 1. zoel weder; een zoele zuidenwind; 2. de lucht is zoel.