Wat is de betekenis van zijg?

2025-07-16
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Zijg

v. (-en), (Zuidn.) teems, zeef.

2025-07-16
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

zijg

zijg - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zijgen ♢ Ik zijg 2. gebiedende wijs van zijgen zijg! 3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zijgen zijg je?

2025-07-16
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

zijg

v. zijgen (Z.-N. teems).

2025-07-16
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

zijg

(zijch) v. (-en) teems, zeef.