Wat is de betekenis van zendtijd?

2025-07-17
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Zendtijd

m. (-en), tijd gedurende welke er uitgezonden wordt of mag worden.

2025-07-17
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

zendtijd

tijd voor programma-uitzendingen. hoeveelheid tijd die een televisiestation of radiostation besteedt aan het uitzenden van programma's; tijd voor programma-uitzendingen. Voorbeelden: Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat omroepen zich hierbij niet slechts dienen te beperken tot programmamateriaal dat zij reeds binnen de hun toegewe...

2025-07-17
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

zendtijd

zendtijd - Zelfstandignaamwoord 1. de tijdsduur van een uitzending van een radio- of televisieprogramma Publieke omroepen krijgen een bepaalde hoeveelheid zendtijd toebedeeld op basis van het aantal leden van de desbetreffende omroep. Woordherkomst samenstelling van zend(werkwoord...

2025-07-17
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

zendtijd

zendtijd - zelfstandig naamwoord uitspraak: zend-tijd 1. tijd dat er uitgezonden mag worden ♢ de zendtijd van de nieuwe omroep is uitgebreid Zelfstandig naamwoord: zend-tijd de zendtijd ...

2025-07-17
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

zendtijd

m. zendtijden (de aan een omroep toegestane tijd om berichten, muziek enz. uit te zenden): verdeling van de zendtijd.

2025-07-17
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

zendtijd

m. (-en) tijd voor radiouitzendingen.

2025-07-17
Prisma Nederlands Fries

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-07-17
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

Wil je toegang tot alle 10 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-17
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)