Zendtijd
m. (-en), tijd gedurende welke er uitgezonden wordt of mag worden.
Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)
tijd voor programma-uitzendingen. hoeveelheid tijd die een televisiestation of radiostation besteedt aan het uitzenden van programma's; tijd voor programma-uitzendingen. Voorbeelden: Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat omroepen zich hierbij niet slechts dienen te beperken tot programmamateriaal dat zij reeds binnen de hun toegewe...
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Wiktionary (2019)
zendtijd - Zelfstandignaamwoord 1. de tijdsduur van een uitzending van een radio- of televisieprogramma ♢ Publieke omroepen krijgen een bepaalde hoeveelheid zendtijd toebedeeld op basis van het aantal leden van de desbetreffende omroep. Woordherkomst samenstelling van zend(werkwoord...
Muiswerk Educatief (2017)
zendtijd - zelfstandig naamwoord uitspraak: zend-tijd 1. tijd dat er uitgezonden mag worden ♢ de zendtijd van de nieuwe omroep is uitgebreid Zelfstandig naamwoord: zend-tijd de zendtijd ...
M. J. Koenen's (1937)
m. zendtijden (de aan een omroep toegestane tijd om berichten, muziek enz. uit te zenden): verdeling van de zendtijd.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: