Wat is de betekenis van zeeprik?

2025-07-17
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Zeeprik

v. (-ken), soort van prik (Petromyzon marinus) die in de Noordzee aangetroffen wordt, lamprei of bonte negenoog.

2025-07-17
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

zeeprik

parasitaire, kaakloze zeevis. smalle, langgerekte, kaakloze vis die in zee leeft; prik, prikvis of lamprei die in zee voorkomt; zeelamprei. Voorbeelden: Eind juni werd door een beroepsvisser in de Nieuwkoopse Plassen een vreemde vis in een fuik gevangen. Hij belde boswachter John Pietersen, die er een zeeprik in herkende. http://w...

2025-07-17
Encyclopedie van Zeeland

Kon. Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen (1982)

ZEEPRIK

→ Rondbekken.

2025-07-17
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

zeeprik

m. zeeprikken (zeelamprei).

2025-07-17
Encyclopedie voor Iedereen

John Kooy (1933)

Zeeprik

andere naam v. → Lamprei.

2025-07-17
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Zeeprik

➝ Prikken.

2025-07-17
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

zeeprik

m. (-ken) in zee levende prik (Petroyzon marinus).

2025-07-17
Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Zeeprik

Zeeprik - Petromyzon marinus, visch uit de familie der Prikvisschen (Petromyzontidae), lichaam lang gestrekt, bijna rolrond met schuin afloopenden ronden zuigsnuit, waarin onder de mondopening een sikkelvormige hoornplaat met 7—8 spitse tanden en overigens aan de geheele binnenzijde verspreid een groot aantal hoorntanden gevonden worden. De beide r...

Wil je toegang tot alle 11 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-17
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

zeeprik

m. (-ken), Petromyzon marinus, vissoort uit de familie prikken. →prik.