Wat is de betekenis van Zanen?

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Zanen

(zaande, is en heeft gezaand), (Zuidn.) 1. (onoverg.) room afscheiden: de melk begint te zanen; 2. (overg.) afromen.

2024-04-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

zanen

zaande, i. (1), h. (2) gezaand (Z.-N. 1 tot room worden; 2 afromen); 1. de melk begint te zanen; 2. gij moet de melk zanen.

2024-04-29
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Zanen

voormalige heerlijkheid in Kennemerland, welks bezitter in 1296 Holland moest ontruimen wegens medeplichtigheid aan den moord op graaf Floris V.