Wat is de betekenis van zackig?

2024-04-28
Duits woordenboek (DU-NL)

Dr. H. W. J. Kroes (1951)

zackig

puntig; getand, scherp; pittig; fijn, reuze; eine zackige Linie, een zigzaglijn; ein zackiger Mensch, een pittige kerel; zackig sprechen, scherp geaccentueerd, kortaf spreken.

Gerelateerde zoekopdrachten