Wat is de betekenis van Zachtaardig?

2024-04-19
Ensie Encyclopedie

Redactie Ensie (2022)

Zachtaardig

Een zachtaardig persoon is goedig, lief en zacht van aard. Iemand met een zacht karakter is vaak gevoelig, lief en aardig. Wanneer een persoon een zachtaardig karakter heeft, hoeft dit niet te betekenen dat zij niet streng kan zijn of dat zij makkelijk over zich heen laat lopen. Het begrip 'zachtaardig persoon' kan dan ook op verschillend...

2024-04-19
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

zachtaardig

zachtaardig - Bijvoeglijk naamwoord 1. niet al te streng Die man is erg zachtaardig tegenover hem. Woordherkomst Samenstellende afleiding van zacht en aard met het achtervoegsel -ig Verwante begrippen mild, zacht, zachtmoedig, zachtzinnig, zoel

2024-04-19
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

zachtaardig

zachtaardig - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: zacht-aar-dig 1. niet streng of scherp ♢ deze leraar is veel te zachtaardig voor die drukke klas Bijvoeglijk naamwoord: zacht-aar-dig ... is zachtaardiger dan ......

2024-04-19
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Zachtaardig

adj. & adv., sêftsedich, sêft.

2024-04-19
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Zachtaardig

bn. bw. (-er, -st), zacht van aard, goedig van inborst: een zachtaardig mens; — bw.: iem. niet zachtaardig behandelen, ruw aanpakken.

2024-04-19
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

zachtaardig

bn., bw. (zacht van aard, van inborst; welwillend): een zachtaardig mens; het schaap is zachtaardig; de ziekte had een zachtaardig karakter.

2024-04-19
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

zachtaardig

(zacht'a:rdəch) bn. en bw. (-er, -st) 1. zacht van aard, inborst: een man. 2. niet hevig : een ziekte met een karakter.

Wil je toegang tot alle 10 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-19
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

zachtaardig

bn. en bw. (-er, -st), zacht van aard, goedig van inborst: een — mens; bw.: iemand niet — behandelen, ruw aanpakken.