Wat is de betekenis van Zacheus?

2024-04-26
Voornamenboek

Dr. Johannes van der Schaar (1964)

Zacheüs

m Een vergriekste verkorting van Zacharias (Zakkhaios), ook wel in verband gebracht met Aram. zacchai 'rein'. Naam van de tollenaar (Luc. 19,1-10) die in een boom klom om Christus voorbij te zien komen; feestdag: 20 apr. De naam is hier nooit veel in gebruik geweest, hoewel hij in Den Bosch e.o. al in de 15e eeuw voorkwam: Zaetzeus, Zasch...

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Zacheus

overste der tollenaren in Jericho, in wiens huis Jezus vertoeft, wanneer Hij daar is. Zacheus verlaat dan zijn betrekking, geeft de helft van zijn goederen aan de armen en het door bedrog ontvreemde schenkt hij viervoudig terug (Luk. 19:2).

2024-04-26
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Zacheus

(za'che:us) oppertollenaar te Jericho die Jezus met een bezoek vereerde; volgens de legende later eerste bisschop van Caesarea in Palestina.

2024-04-26
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Zacheüs

[→Aramees, zakkai, rechtvaardig], in het NT joods →tollenaar. Zacheüs woonde te Jericho, klom in een vijgeboom om Jezus te zien en ontving hem op diens verzoek in zijn huis (Luc. 19,1 — 10).

2024-04-26
De vreemde woorden

Fokko Bos (1914)

Zacheus

Zacheus - m. (Hebreeuwsch) onschuldige; vrome.