Wat is de betekenis van Zaakje?

2024-04-29
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

zaakje

(1961) (euf.) geslachtsdelen. Soms in de verbinding 'het hele zaakje'. Eigenlijk: die dingen die men niet nader wil omschrijven. 'Het zaakje hangt op half zes': gezegd van een slap lid. Vgl. het zwikje* en geval(letje)*. Vgl. ook het Engels slangwoord 'equipment'. • En toen, sodemieters, Arthur, toen trapte je de luit ook tegen z’n zakie...

2024-04-29
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

zaakje

zaakje - Zelfstandignaamwoord 1. de mannelijke geslachtsdelen Pas op met die machine, straks verlies je je zaakje nog! zaakje - Zelfstandignaamwoord 1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord zaak

2024-04-29
Erotisch woordenboek

Hans Heestermans (1977)

zaakje

zaakje - 1°. Het hele de geslachtsdelen (vgl. o.a. zwikje). Het leek wel of ik met het hele zaakje open en bloot liep, Chick 36, 12b [1974].2°. De zaken hebben, ongesteld zijn.

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Zaakje

o. (-s), kleine zaak: hij heeft een voordelig zaakje ; — meestal met een gevoelsnuance van afkeuring of verwondering: ik vertrouw het zaakje niet; dat is een raar zaakje.

2024-04-29
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)