Wat is de betekenis van woordenschat?

2024-04-28
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

woordenschat

woordenschat - Zelfstandignaamwoord 1. verzameling woorden die een taal of persoon rijk is of die deel uitmaken van een bepaald jargon Woordherkomst samenstelling van woord en schat met het invoegsel -en- Verwante begrippen thesaurus

2024-04-28
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

woordenschat

woordenschat - zelfstandig naamwoord uitspraak: woor-den-schat 1. alle woorden en uitdrukkingen die je kent, of alle woorden en uitdrukkingen van een taal ♢ de woordenschat van deze kinderen is erg klein Zelfstandig naamwoord: woor-den-sch...

2024-04-28
Nederlands Logopedisch Lexicon

L.J.M. Bogaert (2007)

Woordenschat

(m.), syn. persoonlijk lexicon; alle woorden die een persoon van een bepaalde taal kent; actieve alle woorden die een persoon zelf gebruikt; passieve alle woorden die een persoon begrijpt; ~explosie, een plotselinge grote uitbreiding van de woordenschat,

2024-04-28
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Woordenschat

m., 1. rijkdom aan woo 2. al de woorden die een persoon kent, ondersch. in actieve woordenschat, de woorden die hij zelf spreekt en gebruikt, en passieve woordenschat, al de woorden die hij verstaat; 3. boek met een verzameling van woorden en spreekwijzen.

2024-04-28
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

woordenschat

m. (rijkdom ener taal; al de woorden ener taal; woordenvoorraad); de woordenschat onzer taal.

2024-04-28
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Woordenschat

Men moet onderscheid maken tusschen actieven w. (woorden, die men zelf spreekt) en passieven w. (woorden, die men wel verstaat) en nationalen w. Op den leeftijd van 1 jaar en 3 maanden heeft een kind 12 tot 20 woorden, op twee-jarigen leeftijd ca. 400 à 600, op zesjarigen leeftijd ca. 2 000. Dan leert men er op school vele bij en ontstaat he...

2024-04-28
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

woordenschat

(‘wo:rdən) m. I. Eig. rijkdom aan woorden van een taal. II. Metn. 1. gezamenlijke woorden van een taal. 2. titel van sommige woordenboeken.

Wil je toegang tot alle 12 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-28
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Woordenschat

m., 1. rijkdom aan woorden van een taal, nl. alle niet-afgeleide en niet-samengestelde woorden die zij bevat; 2. al de woorden die een persoon kent, onderscheiden in actieve woordenschat, de woorden die hij zelf spreekt en gebruikt, en passieve al de woorden die hij begrijpt.