Wat is de betekenis van WONDERBAAR?

2024-04-30
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

wonderbaar

wonderbaar - Bijvoeglijk naamwoord 1. niet te geloven, als met een wonder Het was een wonderbaar verhaal. Woordherkomst afgeleid van wonder met het achtervoegsel -baar

2024-04-30
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

wonderbaar

buitengewoon, wonderlik, wonderdadig, onbegryplik.

2024-04-30
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Wonderbaar

bn. bw. (-der, -st), wonderlijk, vreemd : het is toch wonderbaar, dat hij nooit iets verkeerds doet: wonderbaar!

2024-04-30
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

wonderbaar

bn.; wonderbaarder, wonderbaarst (verwonderingwekkend; ook: wonderdadig, onbegrijpelijk): een wonderbaar geval.

2024-04-30
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

wonderbaar

('wondərba:r) bn. en bw. (-der, -st) verwondering wekkend, vreemd, verbazend : een geval. →: maaksel.

2024-04-30
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-30
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

WONDERBAAR

WONDERBAAR, bn. bw. (-der, -st), WONDERBAARLIJK, bn. bw. (-er, -st), bewondering, verwondering wekkend, verbazend, vreemd : het is toch wonderbaar, dat hij nooit iets verkeerds doet; hij werd wonderbaarlijk gered.

2024-04-30
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)