Wat is de betekenis van WITTER?

2025-07-16
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Witter

m. (-s), ambachtsman die muren enz. wit.

2025-07-16
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

witter

witter - Zelfstandignaamwoord 1. (beroep) iemand die wit witter - Bijvoeglijk naamwoord 1. onverbogen vorm van de vergrotende trap van wit Woordherkomst Naamwoord van handeling van witten met het achtervoegsel -er

2025-07-16
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

witter

m. witters (werkman, die muren wit).

2025-07-16
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

witter

('wittər) m. (—s) 1. Eig. hij die wit. 2. Metn. witkwast

2025-07-16
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

WITTER

WITTER, m. (-s), die wit; witkwast. WITSTER, v. (-s), vrouw die wit.