winkeldochter
(1842) (< Fr. fille de boutique) (inf.) moeilijk te verkopen artikel in een winkel. • „Ik heb zoo'n winkeldochter (t.w. een folio-bijbel) niet,” hernam de uitgever hardvochtig. (Potgieter: Proza 2. 1842) • Het einde van de historie is dan ook tot nog toe, dat mijne schilderij eene winkeldochter is. (Gerard Bilders: Brieven...