Wat is de betekenis van Wijdlopig?

2025-05-22
*PREMIUM* Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2025-05-22
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Wijdlopig

bn. bw. (-er, -st), al te uitvoerig, breedvoerig, lang, gerekt: een wijdlopig schrijven; iets wijdlopig behandelen.

2025-05-22
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Wijdlopig

adj. & adv., wiidweidich, omslachtich; — zijn, net koart om ’e hoeke kinne, by (Ljouwert en) Dokkum, by Aken en Keulen om gean, net koart krieme kinne, in bulte heljen, halen oan ’e klink hawwe.

2025-05-22
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2025-05-22
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

wijdlopig

bn., bw. (uitvoerig, dikwijls met de bij bet. van: vervelend): een wijdlopige beschrijving, gerekt.

2025-05-22
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

wijdlopig

(wijtlo:pəch) bn. en bw. (-er, -st) lang en vervelend : een -e beschrijving; iemand schrijven. Syn. → breedsprakig,

2025-05-22
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Wijdlopig

bn. en bw. (-er, -st), breedvoerig, lang, gerekt: een wijdlopig schrijven; iets wijdlopig behandelen.

2025-05-22
Etymologisch Woordenboek

Instituut voor de Nederlandse taal

wijdlopig

wijdlopig Zie: wijd

Wil je toegang tot alle 10 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-05-22
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)