Wat is de betekenis van WIJDLOOPIG?

2024-04-30
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

WIJDLOOPIG

WIJDLOOPIG, bn. bw. (-er, -st), uitvoerig, breedvoerig, lang, gerekt: iem. wijdloopig schrijven; iets wijdloopig behandelen. WIJDLOOPIGHEID, v.

2024-04-30
Handwoordenboek van Nederlandsche synoniemen

J.V. Hendriks (1898)

Wijdloopig

zie Omslachtig.

2024-04-30
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Wijdloopig

Wijdloopig, *...LUFTIG, bn. en bijw. (-er, -st), uitvoerig, breedvoerig, lang, gerekt. *-HEID, v. gmv. uitvoerigheid; gerektheid.