Wat is de betekenis van welig?

welig - Bijvoeglijk naamwoord 1. heel overvloedig ♢ President Hollande was laatst in opspraak vanwege de kapperskosten voor zijn weinig welige kop haar. Woordherkomst afleiding met het achtervoegsel -ig Synoniemen overdadig, rijkelijk, weelderig, exuberant, abondant

welig - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: we-lig 1. in overvloed ♢ het onkruid groeit hier welig Bijvoeglijk naamwoord: we-lig ... is weliger dan ... het weligst ...

geil, weelderig; ruig.

adj. & adv., tier(ich), woltierich, frak; — groeien (van planten en dieren), tier(j)e.

bn. bw. (-er, -st), 1. rijkelijk, in overvloed (groeiende): het onkruid tiert hier welig ; een welige plantengroei ; — (ook) rijk begroeid: welige akke 2. welig vlees, vleesuitwas in een wond ; 3. weelderig, zinnelijk ; dartel: (spr.) een welig hart kent men aan de kluchte

bn., bw. (krachtig van groei; vruchtbaar): een welige plantengroei, weelderig; welig groeien, tieren.

(‘we:ləch) bn. en bw. (-er, -st) weel(de)] 1. krachtig groeiend : een -e plantengroei; tieren. 2. vruchtbaar : een -e weide. 3. snel uitwassend : vlees in een wond.

bn. en bw. (-er, -st), 1. rijkelijk, in overvloed (groeiend): het onkruid tiert hier welig; (ook) rijkbegroeid: welige akkers; 2. weelderig, zinnelijk; wulps.

zie Weelde.