Wat is de betekenis van WEEKGELD?

2025-07-16
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Weekgeld

s.n., wykjild (it).

2025-07-16
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

weekgeld

o. weekgelden (weekloon; ook: huishoudgeld, zakgeld per week).

2025-07-16
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

weekgeld

('we:k) o. (-en) geld voor een week nl. 1. geld, loon dat men per week verdient. 2. huishoudgeld voor een week. 3. zakgeld dat men per week krijgt.

2025-07-16
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

WEEKGELD

WEEKGELD - , o. (-en), loon dat elke week verdiend of betaald wordt.

2025-07-16
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)