We(d)ervaren
(we(d)ervoer, is we(d)ervaren)) 1.gebeuren, overkomen: hem is een groot geluk, ongeluk wedervaren; hem zijn vreemde dingen wedervaren ; helpeons Sint-Nepomuk! wat is mij wedervaren! berst hij in ’t einde los (Staring); 2. iem. recht laten wedervaren,. het recht tegenover hem in acht nemen; 3. (Zuidn. litt. t.) antwoorden.