Wat is de betekenis van WANKELBAAR?

2024-04-29
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

wankelbaar

wankelbaar - Bijvoeglijk naamwoord 1. in staat of geneigd te wankelen Zijn wankelbaar optreden zette een vraagteken achter zijn geloofwaardigheid. Woordherkomst Naamwoord van handeling van wankelen met het achtervoegsel -baar Antoniemen onwankelbaar

2024-04-29
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Wankelbaar

adj. & adv., wif, tim-, tinsidich.

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Wankelbaar

bn. bw. (-der,-st), 1I. licht wankelend, niet verzekerd : een wankelbaar evenwicht; — fig. ook van onstofl. zaken: een wankelbare reputatie; 2. onzeker, niet vast van wil, onbestendig: een wank Ibaar mens ; wankelbaar in zijn besluit.

2024-04-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

wankelbaar

bn., bw.; eig. geneigd om te wankelen; niet vast, onzeker, onbestendig: wankelbaar evenwicht; het wankelbaar geluk.

2024-04-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

wankelbaar

('wan) bn. en bw. (-der, -st) 1. onvast : evenwicht. 2. onbestendig, veranderlijk. 3. aarzelend.

2024-04-29
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Wankelbaar

bn. en bw. (-der, -st), licht wankelend, niet verzekerd: een wankelbaar evenwicht; (fig.) een wankelbaar lot, onbestendig.

2024-04-29
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

WANKELBAAR

WANKELBAAR - bn. bw. (-der, -st), onvast, onbestendig : een wankelbaar mensch; — aarzelend: wankelbaar in zijn besluit; — veranderlijk : een wankelbaar evenwicht, onstandvastig. WANKELBAARHEID, v. onstandvastigheid.