Wat is de betekenis van Waanzinnig?

2024-04-24
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

waanzinnig

(1950+) (jeugd) (gebruikt ter intensivering) in hoge mate; erg: 'waanzinnig gaaf', 'een waanzinnige spetter'. • ... een waanzinnig leuke onderscheiding voor de boys. (Popfoto, 1987 nr.2) Die vreemde combinatie leidt tot een wáánzinnige plaat. (Muziekexpress 1987, nr.3) • ... hun waanzinnig mooie 12-inches. (Vinyl, oktober...

2024-04-24
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

waanzinnig

waanzinnig - Bijvoeglijk naamwoord 1. geestelijk gestoord De echtgenote van Filips de Schone werd waanzinnig na de dood van haar man in 1506 en overleefde hem tot 1555. 2. (informeel) geweldig, indrukwekkend Dat zijn waanzinnige schoenen. w...

2024-04-24
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

waanzinnig

waanzinnig - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: waan-zin-nig 1. wie erg raar doet, zijn verstand kwijt is ♢ zij is uiteindelijk waanzinnig geworden 2. heel erg ♢ voetbal is waanzinnig populair...

2024-04-24
Woordenboek van Neologismen

Marc de Coster (1999)

Waanzinnig

Waanzinnig - in jeugdtaal ter intensivering: ‘erg; in hoge mate’. ... een waanzinnig leuke onderscheiding voor de boys. Popfoto, 1987/2 Die vreemde combinatie leidt tot een waanzinnige plaat. Muziek Express 1987/3 ... hun waanzinnig mooie 12-inches. Vinyl, oktober 1987 Ook nog steeds waanzinnig te gek: Fischer Z. Popfoto, januari 1988

2024-04-24
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Waanzinnig

adj. & adv., waen-, dwylsinnich, dûm.

2024-04-24
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-24
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Waanzinnig

bn. bw. (-er, -st), 1. krankzinnig, 2.volstrekt onzinnig; 3. buitensporig.

2024-04-24
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

waanzinnig

('zinnәch) bn. en bw. (-er, -st) in hoge mate krankzinnig. Syn. ➝ dol.

Wil je toegang tot alle 14 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-24
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Waanzinnig

bn. en bw. (-er, -st), 1. krankzinnig, geestesziek, gek; 2. volstrekt onzinnig; buitensporig.