Wat is de betekenis van waagschaal?

2024-04-28
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

waagschaal

waagschaal - zelfstandig naamwoord uitspraak: waag-schaal 1. elk van de twee bakken van een balans ♢ de goederen werden voor het wegen in een waagschaal gelegd 1. iets in de waagschaal stellen [het...

2024-04-28
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Waagschaal

s., skealjen, skealing; in de - stellen, weagje.

2024-04-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Waagschaal

v. (...schalen), elk der twee bakken of bladen van een balans, thans alleen fig. in de uitdr. in de waagschaal stellen, blootstellen, wagen : hij heeft alles in de waagschaal gesteld, hij heeft alles op het spel gezet, er aan gewaagd.

2024-04-28
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

waagschaal

v. -schalen; schaal aan de waagbalans; de balans: zegsw. zijn leven in de waagschaal stellen, wagen, blootstellen, op het spel zetten.

2024-04-28
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

waagschaal

('wa:ch) v. (...schalen) schaal, blad, bak aan een waag: iets in de stellen, roekeloos wagen.

2024-04-28
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Waagschaal

v./m. (-schalen), elk van de twee bakken of bladen van een balans; (zegsw.) in de stellen, wagen.

2024-04-28
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-28
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)