Wat is de betekenis van vuilbek?

2025-07-15
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-07-15
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Vuilbek

m. en v. (-ken), persoon die altijd vuile taal uitslaat.

2025-07-15
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

vuilbek

(1956) (inf.) iemand die voortdurend vuile taal uitkraamt. • Hij ging mee naar het fuifje op Bartjes kamer, dronk mee, kaartte mee, zong mee, verloor meer geld dan hij bij zich had en vond die fijne heren groter vloekbeesten, zwijnen en vuilbekken dan de rauwste paardenknecht. (A.M. de Jong: Het geslacht Verhagen. 1956) • Het was die sti...

2025-07-15
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

vuilbek

vuilbek - Zelfstandignaamwoord 1. iemand die veel vuilbekken|vuilbekt vuilbek - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vuilbekken ♢ Ik vuilbek 2. gebiedende wijs van vuilbekken vuilbek! 3. (bij inversie) tweede persoon enke...

2025-07-15
Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

vuilbek

iemand die voortdurend vuile taal uitkraamt. Hij ging mee naar het fuifje op Bartjes kamer, dronk mee, kaartte mee, zong mee, verloor meer geld dan hij bij zich had en vond die fijne heren groter vloekbeesten, zwijnen en vuilbekken dan de rauwste paardenknecht. (A.M. de Jong, Het geslacht Verhagen, 1956) Ha, de vuilbek, met zijn praat over de onkr...

2025-07-15
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

vuilbek

iem. met vuil taal.

2025-07-15
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Vuilbek

s., fiisprater, -bek.

2025-07-15
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

vuilbek

m. en v. -bekken; iem., die vieze taal uitslaat.

Wil je toegang tot alle 11 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-15
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

vuilbek

m. en v. (-ken) persoon die vuile praat uitslaat.