vrome
vrome - Bijvoeglijk naamwoord 1. verbogen vorm van de stellende trap van vroom Woordherkomst vroom met de uitgang -e
Wiktionary (2019)
vrome - Bijvoeglijk naamwoord 1. verbogen vorm van de stellende trap van vroom Woordherkomst vroom met de uitgang -e
Van Dale Uitgevers (1950)
m. en v. (-n), iem. die vroom, godvruchtig is; een valse vrome, schijnheilige, tartuffe : de vrome uithangen, spelen, zich vroom aanstellen.
M. J. Koenen's (1937)
m. en v. -n: iem., die vroom is; godsdienstige; ongunstig: schijnheilige, fijne: den vrome spelen, uithangen.
Jozef Verschueren (1930)
(’vro:mɘ) m. en v. (-n) 1. persoon die vroom is : valse -, schijnheilige. 2. Pej. fijne, schijnheilige : de spelen, uithangen.
J.H. van Dale (1898)
VROME - m. en v. (-n), die vroom, die godvruchtig is ; een valsche vrome, schijnheilige, tartuffe ; eene fijne zus ; den vrome uithangen, spelen, zich vroom aanstellen. VROMELIJK, bw. op vrome wijze, stil, ingetogen.
I.M. Calisch (1864)
Vrome, m. en v. (-en), die vroom -, die godvruchtig is; een valsche -, schijnheilige, † tartuffe; eene fijne zus; den - uithangen, spelen, zich vroom aanstellen. *-LIJK, bijw. op vrome wijze, stil, vreedzaam. *...MIGHEID, v. (...eden), vrome levenswijze, - handeling.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: