vrolijkheid
...
Marc De Coster (2020-2024)
(19e eeuw) (euf.) het vrouwelijk geslachtsorgaan. Een parodie op het Onze Vader (opgetekend in de Neder-Betuwe eind negentiende eeuw): ‘Neem de meid bij haar vrolijkheid’. Verbastering van vrouwelijkheid? • (Hans Heestermans: Erotisch Woordenboek. 1980)
Wiktionary (2019)
vrolijkheid - Zelfstandignaamwoord 1. een aangename stemming waarin men lacht en het leven optimistisch bekijkt Woordherkomst Afgeleid van vrolijk met het achtervoegsel -heid.
Muiswerk Educatief (2017)
vrolijkheid - zelfstandig naamwoord uitspraak: vro-lek-heid 1. het vrolijk zijn ♢ er is veel vrolijkheid in dat gezin Zelfstandig naamwoord: vro-lek-heid de vrolijkheid Synoniemen opgewektheid
Hans Heestermans (1977)
vrolijkheid - (schertsende?) vervorming van vrouwelijkheid ‘vagina’ (vgl. vermaak), BOEKENOOGEN noteert uit de Neder-Betuwe de volgende passus uit een parodie op het Onze Vader: ‘Neem de meid bij haar vrolijkheid’.
Van Dale Uitgevers (1950)
v., 1. het vrolijkzijn; blijdschap, opgeruimdheid; 2. vermaak, de omstandigheid dat men zich vermaakt, om iets lacht: die opmerking verwekte enige vrolijkheid.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: