Wat is de betekenis van VRIJHEER?

2024-04-29
Encyclopedie voor Zelfstudie

drs. L.A. Beeloo (1981)

vrijheer

in de Middeleeuwen de aanduiding van een vrije ridder; adellijke titel; zie baron.

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Vrijheer

m. (...heren), (oorspr.) edelman die alleen de keizer of koning boven zich erkent, in rang op de graaf volgende ; baron.

2024-04-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

vrijheer

m. -heren; adellijke titel, ongeveer gelijk aan baron; bezitter van een vrijleen.

2024-04-29
Woordenboek voor praktische kennis

Dr. L.M. Metz (1937)

Vrijheer

Terwijl aanvankelijk de landsheerlijke macht uitsluitend door den vorst werd uitgeoefend en de leenmannen (de graven) niet anders dan de ambtenaren van den vorst waren, kwam er in de 12de eeuw een wijziging in dezen toestand. De groote leenen werden erfelijk en het werd gebruik, dat de vorst aan zijn leenman openbare rechten verleende, welke v&oacu...

2024-04-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

vrijheer

('vrij) m.(...heren) M. E. 1. Eig. edelman die alleen de keizer of koning boven zich erkende. 2. Metf. titel in rang volgend op graaf,

2024-04-29
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Vrijheer

m. (-heren), oorspronkelijk de aanduiding van de heer van een vrije of hoge heerlijkheid, d.i. de heer die het recht had een vierschaar te leiden die bevoegd was tot het berechten van lijfstraffelijke (criminele) zaken.

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

VRIJHEER

VRIJHEER - m. (-en), edelman die alleen den keizer of koning boven zich erkende, in rang op den graaf volgende, baron.