Wat is de betekenis van Vorken?

2024-04-28
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

vorken

(2000) (Vlaanderen, jeugd) neuken. Syn.: bangen*; batsen*; beren*; bijtanken*; boemsen*; bonen*; booreiland bouwen; boucen*; choppen*; dammen*; doen*; fucken*; hompiekurken*; uit de heup* kuchen; honden*; knaksen*; kneuken*; ploppen*; rimpelstiften*; ruggetuffen*; sausen*; stengelen*; tiefsnee* boren; wielen*; wiepen*; een worst* in de gang slinger...

2024-04-28
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

vorken

vorken - Zelfstandignaamwoord 1. meervoud van het zelfstandig naamwoord vork

2024-04-28
Surinaams woordenboek

J. van Donselaar (1936)

vorken

(vorkte, heeft gevorkt), met een spitvork (spitsvork) graven of de grond omwerken.

2024-04-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Vorken

(vorkte, heeft gevorkt), (gew.) (landb.) met de vork aangeven (bossen hooi, koren enz.).

2024-04-28
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

vorken

(vorkən) (vorkte, heeft gevorkt) [als een vork (I 1)] zich splitsen : daar vorkt de weg.

2024-04-28
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Vorken

Het begrip vorken heeft 2 verschillende betekenissen: 1. vorken - VORKEN - v. mv. (plantk.) (gew.) driedeelig tandzaad. 2. vorken - VORKEN - (vorkte, heeft gevorkt), (gew.) (landb.) met de vork aangeven (bossen hooi, koren enz.).