vorig
vorig - Bijvoeglijk naamwoord 1. degene die of datgene dat eerder een positie innam. ♢ Dat is toch vorig jaar gebeurd? Woordherkomst afgeleid van voor met het achtervoegsel -ig
Wiktionary (2019)
vorig - Bijvoeglijk naamwoord 1. degene die of datgene dat eerder een positie innam. ♢ Dat is toch vorig jaar gebeurd? Woordherkomst afgeleid van voor met het achtervoegsel -ig
Muiswerk Educatief (2017)
vorig - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: vo-rig 1. wat eraan voorafgaat ♢ op de vorige bladzijde stond ook nog een fout 2. wat eerder gebeurd is ♢ tijdens een van zijn vorige vakanties werd hij...
Van Dale Uitgevers (1950)
bn., 1. onmiddellijk voorafgaande: het vorige jaar, de vorige maand, dag; de vorige keer ; het vorige hoofdstuk; 2. vroeger, voorgaand: bij een vorige gelegenheid ; in vorige tijden.
M. J. Koenen's (1937)
bn.; vroeger, onmiddellijk voorafgaand: het vorig jaar, het vorig examen, de vorige bladzijde.
Jozef Verschueren (1930)
('voirəch) bn. 1. vroeger : u mag met de -e prijzen geen rekening houden. 2. onmiddellijk voorafgaand : het jaar, eksamen. Syn. verleden.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
bn., 1. onmiddellijk voorafgaand: de vorige keer; zonder lidw. met een zn. verbonden als bijw. bep.: vorig jaar was het ook zo; 2. vroeger, voorgaand: bij een vorige gelegenheid.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: