Wat is de betekenis van vorig?

2024-04-26
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

vorig

vorig - Bijvoeglijk naamwoord 1. degene die of datgene dat eerder een positie innam. Dat is toch vorig jaar gebeurd? Woordherkomst afgeleid van voor met het achtervoegsel -ig

2024-04-26
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

vorig

vorig - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: vo-rig 1. wat eraan voorafgaat ♢ op de vorige bladzijde stond ook nog een fout 2. wat eerder gebeurd is ♢ tijdens een van zijn vorige vakanties werd hij...

2024-04-26
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Vorig

adj., foarich, earder, oar.

2024-04-26
Duits woordenboek (DU-NL)

Dr. H. W. J. Kroes (1951)

vorig

vorig; voorafgaand.

2024-04-26
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Vorig

bn., 1. onmiddellijk voorafgaande: het vorige jaar, de vorige maand, dag; de vorige keer ; het vorige hoofdstuk; 2. vroeger, voorgaand: bij een vorige gelegenheid ; in vorige tijden.

2024-04-26
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

vorig

bn.; vroeger, onmiddellijk voorafgaand: het vorig jaar, het vorig examen, de vorige bladzijde.

2024-04-26
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

vorig

('voirəch) bn. 1. vroeger : u mag met de -e prijzen geen rekening houden. 2. onmiddellijk voorafgaand : het jaar, eksamen. Syn. verleden.

Wil je toegang tot alle 14 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-26
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Vorig

bn., 1. onmiddellijk voorafgaand: de vorige keer; zonder lidw. met een zn. verbonden als bijw. bep.: vorig jaar was het ook zo; 2. vroeger, voorgaand: bij een vorige gelegenheid.