Wat is de betekenis van Voorspraak?

2024-04-27
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

voorspraak

verdediging, bemiddeling; pleitbesorger, bemiddelaar.

2024-04-27
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Voorspraak

s., foarspraek; iem. totzijn, immen foarsprekke, foar immen pleitsje.

2024-04-27
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-27
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Voorspraak

1. v., het voorspreken, verdediging, bemiddeling : dank zij uw voorspraak vond ik gehoor: uw voorspraak ontsluit hun de poort (Bogaers): voorspraak van, aan iem. hebben; 2. m. en v. (...spraken), hij of zij die voor iem. spreekt, zijn belang verdedigt, advocaat.

2024-04-27
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

voorspraak

1. m. en v. -spraken; verdediger: hij of zij zal mijn voorspraak zijn; 2. v.; het verdedigen, voorspreken; verdediging: uw voorspraak zal mij helpen.

2024-04-27
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

voorspraak

('vo:r) (...spraken) 1. v. Eig. het voorspreken, bemiddeling, verdediging : aan, van iemand hebben. 2. m. en v. Metn. (...spraker) persoon die voorspreekt, bemiddelaar(ster), verdedig(ster) : hij, zij zal mijn wezen.

2024-04-27
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Voorspraak

v./m., 1. verdediging, bemiddeling: voorspraak van, aan iemand hebben; 2. (-spraken) verdediger; 3. aanbeveling: op van.

2024-04-27
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

Wil je toegang tot alle 9 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-27
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)