Voegzaam
adj., foechsum, paslik, skiklik, bitamlik; — zijn, foech, skik, pas jaen, foech wêze.
Van Dale Uitgevers (1950)
bn. bw. (...zamer, -st), 1. passend, geschikt: een voegzame gelegenheid, verontschuldiging; 2.betamelijk, behoorlijk: voegzame kleding; men acht dat niet voegzaam voor een meisje; voegzaam spreken, handelen, optreden.
J.H. van Dale (1898)
VOEGZAAM - bn. bw. (...zamer, -st),passend, geschikt: eene voegzame gelegenheid; — betamelijk : voegzame verontschuldiging ; voegzaam spreken, handelen, optreden. VOEGZAAMHEID, v. gepastheid, betamelijkheid.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: