Wat is de betekenis van violet?

...

violet - Zelfstandignaamwoord 1. (kleur) een kleur tussen blauw en ultraviolet, met een golflengte tussen de 430 en 380 nm violet - Bijvoeglijk naamwoord 1. (kleur) de kleur violet hebbend ♢ Hij gaf haar een mooie violete bloem.

violet - zelfstandig naamwoord uitspraak: vi-o-let 1. blauwpaars ♢ violet is een van de kleuren van de regenboog Zelfstandig naamwoord: vi-o-let het violet

De kleur van de inkeer en de bezinning. Bij de uitleg kan verband worden gelegd met de symbolen ‘Blauw’ en ‘Rood’. (Zie elders in dit boek).

[OFr., verklw. van viole, van Lat. viola = viooltje] kleur van het zichtbare lichtspectrum tussen blauw en het onzichtbare ultraviolet (UV), met golflengten tussen ca. 450 en 390 nm (nanometer), volgens sommigen tussen ca. 436 en 380 nm.

paars

de kleur van viooltjes, is een mengkleur van blauw en rood en symboliseert per traditie de spiritualiteit, verbonden met het offerbloed. In de liturgische traditie wordt violet met boete geassocieerd, met zonde en inkeer.

violet - Kleur die dat deel van het spectrum weergeeft dat zich tussen rood en blauw in bevindt, met een golflengte tussen 380 en 420 nanometer. De term kan verwijzen naar alle in helderheid en verzadiging variërende kleurschakeringen binnen deze groep kleuren. Voorbeelden van de kleur violet in de natuur zijn de kleur van de pruim of van het...

Gebr. ben. voor de plant van het geslacht Viola: viooltje. Tegen het konijnenkot... bloeide een handsvolleken violetten, TIMMERMANS, Anna-Marie 149 (1921). Hij blijft bij haar en vertelt van de perzikboomen die beginnen botten ..., en van de violetten die bloeien, BLOMMAERT 1945, 229. Afrikaantjes, violetten, madeliefjes enz... 4 vo...