vinken
1) (1922) (prost.) op de baan lopen; tippelen*. • Vinken: op de baan lopen. (E.G. van Bolhuis: De Gabbertaal. 1937) 2) (17e eeuw) (euf.) geslachtsgemeenschap hebben, neuken. Woordspeling met de vinkenvangst. • (Hans Heestermans: Erotisch Woordenboek. 1980) 3) (18e eeuw) (vnl. Gent, euf.) hoerenjagen; prostitué...