Wat is de betekenis van vingerhoedje?

2024-04-28
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

vingerhoedje

(2009) (inf.) condoom. • condoom: cd'tje, feestmuts, flubbertje, kapotje, kwakvanger, neukballon, ongemakje, pipet, Pipi Vangkous, Pikkie Vangkous, plastic zak, regenjas, rubber, snotzak, vingerhoedje, zaadlikker. (https://partyflock.nl, 15/03/2009) • (Piet van Sterkenburg: Rot zelf lekker op. Over politiek incorrect en ander ongepast ta...

2024-04-28
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

vingerhoedje

vingerhoedje - Zelfstandignaamwoord 1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord vingerhoed