Wat is de betekenis van vingergras?

vingergras - Zelfstandignaamwoord 1. (plantkunde) geslacht van grassen Digitaria Woordherkomst samenstelling van vinger en gras

(Digitdria). Grassengeslacht, waarvan de twee in Zeeland voorkomende soorten oorspronkelijk adventief zijn (door de mens aangevoerd); ze komen uit zuidelijker streken. Men vindt ze thans plaatselijk algemeen in bermen van m.n. provinciale wegen en tussen straattegels en -stenen. Beide soorten vertonen een voorkeur voor betegelde fietspaden e...

o., grasachtig plantengeslacht (Panicum) waarbij bloempakjes langs twee of meer spillen gerangschikt staan, welke alle uit één punt, de top van de stengels, ontspringen.

Panicum, plantengesl. v/d fam. Gramineeën, waarvan een bepaalde soort, Panicum Crus Galli (Hanepoot, Wildgras of Vogelgras) een bekend, op zandigen grond voork. onkruidgewas oplevert.

(Panicum), een plantengeslacht van de fam. der grassen; omvat 300 soorten, die vooral in warme streken groeien. Zie ➝ Bengaalsch gras. In onze streken vindt men op vochtigen zandgrond vrij algemeen den hanepoot [P. (Echinochloa) Crus galli)] met gegolfde bladeren, terwijl het glad v. [P. (Digitaria) lineare] en bloedgierst (P. sanguinale) op bouwla...

Vingergras - (Panicum Crus Galli), een onkruid, vooral op aardappelakkers in zandstreken. Wijst op een goeden bemestingstoestand van den bodem.

o., Digitaria, plantengeslacht uit de familie Gramineae; D. ischaemum is glad vingergras, vrij algemeen op zandgrond.

zie Panieum, L.

VINGERGRAS - o. soort van gras, waarbij bloempakjes langs twee of meer spillen gerangschikt staan, welke alle uit één punt, den top des stengels, ontspringen, panikgras (panicum).