Veteren
Veteren - spotten met; berispen.
Hans Heestermans (1977)
veteren - (ook: iem. naar zijn gat veteren), geslachtsgemeenschap hebben met eig. ‘een pak slaag geven’ (de bet.-overgang is min of meer te vergelijken met die bij vechten; ongetwijfeld zal ook veter ‘penis’ een rol hebben gespeeld). Kenje wat veteren, vetert jou wijf, jou lief, jou bruyt, BREDERO I, 271 [1673]. Myn dogter z...
J. van Donselaar (1936)
(veterde, heeft geveterd), met een veter sluiten. De zwarte, keurig geveterde schoenen van de frater lijken wel treiterend te glimlachen (van Mulier 1972: 50). - Etym.: In AN verouderend. - Syn. vastveteren ( ). Zie opk: losveteren( ).
Van Dale Uitgevers (1950)
(veterde, heeft geveterd), 1. met een veter toe- of dichtrijgen; 2. (vero.) doorhalen ; te keer gaan (tegen).
M. J. Koenen's (1937)
veterde, h. geveterd (met een veter toerijgen), ik zal mijn laarzen even veteren; zegsw. fig. iemand veteren, doorhalen.
Jozef Verschueren (1930)
('ve:tərən) (veterde, heeft geveterd) 1. met veters dichtrijgen : laarzen, een korset -. 2. streng berispen, doorhalen : iemand -. Syn. → bedillen.
J.H. van Dale (1898)
VETEREN - (veterde, heeft geveterd), met een veter toe- of dichtrijgen ; iem. veteren, bekijven.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: