Wat is de betekenis van vesten?

2025-07-15
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Vesten

(vestte, heeft gevest), (vero. en bijz. st.) 1. vastmaken; 2. van vesten voorzien; 3. doen steunen, funderen, bouwen : het gewelf waarop het Sashuis gevest is (Sabbe); 4. vestigen : de blik ter aarde gevest.

2025-07-15
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

vesten

vesten - Werkwoord 1. bevestigen, vastmaken vesten - Zelfstandignaamwoord 1. meervoud van het zelfstandig naamwoord vest Woordherkomst afgeleid van vest met het achtervoegsel -en

2025-07-15
Thesaurus voor Mode & Kostuums

Ensie (2018)

vesten

Jasjes van gebreid of gehaakt materiaal (tricot), met een opening over de gehele lengte middenvoor en een ronde of V-hals, meestal zonder kraag.

2025-07-15
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

vesten

vestte, h. gevest (vestigen, vast maken): de aandacht vesten, bepalen, trekken; de blik ter aarde gevest, gericht.

2025-07-15
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

vesten

('vestan) (vestte, heeft gevest) 1. vastmaken. 2. van vesten voorzien. 3. trekken : de aandacht -. 4. richten ; de blik ter aarde gevest.

2025-07-15
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

VESTEN

VESTEN - (vestte, heeft gevest), vastmaken; van vesten voorzien ; vestigen : den blik ter aarde gevest.

2025-07-15
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Vesten

Vesten, bw. gel. (ik vestte, heb gevest), vestigen.